St. Stanislaus Kostka

Wie is St. Stanislaus Kostka?

Stanislaus werd als tweede van vijf kinderen geboren op 28 oktober 1550 in Rostkow uit een oud, adellijk Pools geslacht. Zijn vader, Jan Kostka, woonde er op het landgoed als een rijk en machtig edelman. Hij was gouverneur van Zakrotzin en gehuwd met Margareta Kriska.

Stanislaus kreeg met zijn drie broers en zijn zus een katholieke opvoeding. Wilden hun kinderen later voorname burgers zijn, dan moesten zij bovenal zelf het goede voorbeeld geven. Zo jong als hij was, voelde ‘Stanislaus feilloos aan, wat kon en wat niet.

Toen hij veertien jaar oud was. Besloot zijn vader hem samen met zijn ouder broer Paul naar Wenen, de hoofdstad van Oostenrijk te sturen, waar de pater Jezuefeten een kostschool geopend hadden voor de zonen uit adellijke families. Het was een internationaal bekende school, waar de kinderen van de meest vooraanstaande personen uit Oostenrijk, Bohemen, Hongarije en Polen hun opleiding kregen. De paters zorgden er voor een degelijke vorming van de jeugd. Op 24 juli 1564 kwamen Stanislaus en Paul Kostka (zijn oudere broer) er aan, vergezeld door hun gouverneur Jan Bilinski, een kamerdienaar en nog twee andere dienaren.

Stanislaus voelde zich hier thuis. Hier studeerde hij om aardse wetenschap te verwerven. Hier ook had hij een geestelijk tehuis gevonden. Hier vond hij wat hij zocht.

Het zou echter niet lang duren. In dezelfde maand waarin hij zijn intrede gedaan had in de Oostenrijkse hoofdstad, stierf keizer Ferdinand. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Maximiliaan, deze ontnam de Jezuefeten het internaat dat hun onder Ferdinand verleend was.

Ze zochten en vonden een onderkomen bij senator Kimberger. Zo belandden zij vanuit de vrede en de rust van het internaat in het woelige en modieuze stadsleven.

Er braken moeilijke tijden aan voor Stanislaus, het was immers niet zijn keuze geweest om op kamers te gaan. Maar wat kon hij anders?
Stanislaus bleef trouw de lessen van de paters volgen en ging telkens bij hen ter kerke. Zijn broer Paul en gouverneur Bilinski waren niet zo blij met de vroomheid van Stanislaus. Zij hadden hun zinnen op heel andere dingen gesteld. Zij vonden in de theaters en dansgelegenheden hun eigen tempel.

Midden december 1566 werd Stanislaus zwaar ziek. Terwijl de geneesheren begonnen te wanhopen aan de genezing van de jonge Stanislaus die eigenlijk nog een heel leven voor zich zou moeten hebben, bleef Stanislaus kalm. De dood zou hem toch immers rechtstreeks bij God brengen!

Op zekere nacht verscheen hem de Maagd Maria met het kind Jezus op de armen, zij legde het kind neer op het bed van de jonge Stanislaus. Maria verdween, maar liet Stanislaus achter; helemaal genezen.

Na zijn genezing ging Stanislaus naar pater Laurentius Maggi, met het dringende verzoek hem op te nemen in de orde. Maar hier in Oostenrijk durfde men hem niet op te nemen in de orde, omdat men bang was van zijn vader, die een machtig man in Polen was. Goede raad was duur.

Augustus 1567 ontmoette Stanislaus pater Franciscus Antoni, die hem aanraadde om contract op te nemen met Franciscus Borgia, de generaal van de sociëteit in Rome zelf. Het besluit van Stanislaus stond vast: hij zou elders gaan zoeken wat hij in Wenen niet vinden kon. De volgende ochtend stond Stanislaus heel vroeg op. Hij ging eerst naar de mis. Daarna vroeg hij de zegen aan pater Antoni en kreeg hij een aanbevelingsbrief mee.

De jongeman van adellijke afkomst had zijn rijke kleren verwisseld voor die van een arme boerenjongen. Met een rozenkrans bij zich en een wandelstok in de hand vertrok hij, helemaal alleen te voet. In het grootste geheim. Het was op 15 augustus 1567. Stanislaus was zestien jaar oud.

Zo trok de jeugdige pelgrim verder door de bossen en de weiden, over stoffige wegen. Alleen, omdat niemand van zijn eigen familie begrip voor hem had. Overnachtend onder de eerste de beste beschutting die een boom of struikgewas hem bood. Honderden kilometers te voet, richting Augsburg, waar hij Peter Canisius, de provinciaal van de orde in Duitsland, hoopte te ontmoeten. Die zou hem verder helpen.

Na lange omzwervingen vol gevaren en ontberingen bereikte Stanislaus Augsburg. Maar Petrus Canisius was er niet. Zo vertrok hij weer, richting Dillingen, waar hij Petrus Canisius wel ontmoette.
Eind september verliet Stanislaus Dillingen, in het gezelschap van twee andere Rome-reizigers; Giacomo Levanzio, afkomstig uit Genua en Fabricius Reyner uit Luik. Ook Petrus gaf hem een aanbevelingsschrijven mee voor de generaal, gedagtekend op 25 september 1567. Na de zegen ontvangen te hebben, vertrokken zij naar de eeuwige stad. Opnieuw te voet. Stanislaus was vol vertrouwen. Het werd een lange maar ontspannende tocht.

Ze kwamen aan in Rome op 25 oktober 1567, twee-en-een-halve maand na zijn vertrek uit Wenen. Een nieuwe wereld ging voor Stanislaus open. Stanislaus wist dat hij als volgeling van Christus zich erop moest toeleggen, volmaakt te zijn.

Begin augustus 1568 kreeg Stanislaus een ingeving, dat die maand de laatste van zijn leven zou zijn. Voor het feest van Maria-ten-hemel-opneming zou hij in de hemel zijn. Stanislaus werd daarop ziek. Stanislaus werd overgebracht naar een aparte kamer. Deze ziekte is de laatste. Ik zal nooit hier meer opstaan. En hij voegde eraan toe, toen hij de verbazing van de omstanders zag: Als het tenminste Gods wil is.

Op de ochtend van de veertiende augustus verklaarde Stanislaus aan een ziekenbroeder, dat hij die nacht zou sterven. Tegen de middag kreeg men in de gaten, dat wat Stanislaus gezegd had niet ongegrond zou kunnen zijn. Toen de avond viel ontving hij de sacramenten van de zalving. Hij bad mee met degene die rond zijn bed stonden. Kwart over drie in de nacht stierf Stanislaus Kostka, op 15 augustus 1568. Zeventien jaar oud.

Stanislaus kostka is op 31 december 1726 heilig verklaard en is in Polen de patroon van vele religieuze instituten.

(uit “Heiligen en hun roeping”)